Beschrijving
Richard Wagner werd met name bekend door zijn grandioze, unieke toneelwerken waarin hij als componist, tekstschrijver en regisseur zijn alomvattende toneelstijl ontwikkelde. Zijn bekendste opera’s zijn “Rienzi“, “Der fliegende Holländer”, “Tannhäuser”, “Lohengrin”, “Der Ring des Nibelungen”, “Tristan und Isolde”, “Die Meistersinger von Nürnberg” en “Parsifal”. Wagner was dol op de klanken van blazers en gebruikte in zijn werken voor symfonieorkesten graag delen voor blazers. Hij componeerde ook werken voor blazers en blaasorkesten, met name voor openluchtevenementen. In zijn tijd was deze orkestvorm echter nog niet zo uitgebreid en fijn ontwikkeld als tegenwoordig. De bouwwijze van de instrumenten, de bezetting en de klankkleuren van de toenmalige blaasorkesten zijn niet te vergelijken van die van vandaag de dag. De vraag is dan ook: als Wagner toentertijd de beschikking had gehad over de blaasorkesten van nu, hoe had hij dan voor deze orkestformatie gecomponeerd? Zou hij bijvoorbeeld saxofoons hebben gebruikt? Wat had hij met de slaginstrumenten gedaan? Had hij de klankkleuren van de huidige blaasorkesten misschien zelfs voorgetrokken aan die van een symfonieorkest? Alfred Bösendorfer geeft mogelijke antwoorden op deze vragen in zijn werk “Tannhäuser Festival”, dat niet zomaar een mengsel of een potpourri van de mooiste melodieën van de verschillende toneelwerken van Wagner is. Bösendorfer heeft ook niet zomaar aparte passages uit de opera’s aan elkaar gevoegd. In plaats daarvan schiep hij een zelfstandige samenstelling met een doordachte logica. In de originele opera “Tannhäuser” zijn amper muzikale afsluitingen te vinden. De afzonderlijke delen gaan meestal vloeiend in elkaar over – in een zogenoemde “oneindige melodie”, die een kenmerkend element van de toneelwerken van Wagner is. Bösendorfer heeft zich intensief met de structuur van de opera beziggehouden om afgeronde delen te kunnen scheppen en deze wederom op een zinvolle manier aan elkaar te koppelen. Om een bijna vier uur durende opera te comprimeren tot een concertwerk voor een blaasorkest van net tien minuten, is niet alleen een perfecte kennis van het muzikale materiaal vereist, maar ook een nieuwe, geconcentreerde dramaturgie om het totale effect van het werk te behouden en niet te veel eisen aan het het publiek te stellen en het ook niet te vervelen. Met de “Tannhäuser Festival” interpreteert Alfred Bösendorfer de muziek van Wagner voor het medium blaasorkest op geheel nieuwe wijze en past deze op stijlvolle manier aan het gegeven van deze veelzijdige bezetting aan. De klankkleuren die hierbij ontstaan, zou Richard Wagner vermoedelijk zelf precies zo voor een blaasorkest hebben geschreven.