Beschrijving
De Alpen zijn een elementair en kenmerkend bestanddeel van Midden-Europa. Kurt Gäble werd door het indrukwekkende natuurschoon geïnspireerd tot zijn werk “Klang der Alpen”. Zoals de ondertitel reeds aangeeft, staan bij deze compositie vooral “Impressionen – Traditionen – Visionen” (impressies, tradities en visies) centraal die verband houden met de Alpen. Het begin van het muziekstuk staat in het teken van de impressies, die beginnen met een motief dat symbool staat voor het levendige, pulserende water. De Alpen vormen zoals alle bergen ter wereld een belangrijke waterbron. Dit watermotief is bijna voortdurend op de achtergrond te horen, want water is immers de basis voor het leven en daarom overal aanwezig. Bij de 5e maat wordt één van de hoofdthema’s geïntroduceerd dat Kurt Gäble als “Alpenmotief” omschrijft. Eerst wordt het via de hoorns hoorbaar om daarna door trompetten te worden versterkt. Zachte klanken omspelen dit krachtige motief – als symbool voor de talloze nuances van de Alpen die je alleen bij een voorzichtige toenadering kunt ervaren. De unieke flora en fauna van de wonderlijke Alpenwereld is alleen voor diegene te zien die tijd neemt haar te ontdekken en die voorzichtig met haar omgaat. Met dit muzikale element wil Kurt Gäble ons erop wijzen dat wij een dergelijk kostbaar goed moeten beschermen en behouden. Even houdt de muziek in bij de 17e maat, eerst bij de koperen blazers en dan komen de houten blazers erbij. Wij laten de kolossale en indrukwekkende sfeer van de Alpen op ons inwerken en proberen deze indrukken te verwerken en te reflecteren. Het waterthema is hier weer duidelijk hoorbaar. Bij de 36e maat komen wij nog een keer het Alpenmotief van het begin tegen, waarna bij de 48e de blik wordt geopend voor de weidsheid en de omvang van het bergmassief. De muziek ontwikkeld zich steeds verder, leidt ons naar de 86e maat en met een steeds fijnere en zachtere klank naar de tradities. Deze beginnen met een muzikaal thema met de houtblazers dat licht en zon symboliseert als een stralende liefdesbetuiging aan het vaderland. In elke streek hebben zich afhankelijk van de ligging, het klimaat en de vegetatie eigen tradities ontwikkeld. En deze tradities zijn het die deze streken met elkaar verbinden. Een voorbeeld is de alpenhoorn dat vroeger voor de communicatie tussen de bergweiden en de dorpen werd gebruikt. Hierop geïnspireerd klinkt bij de 94e maat een alpenhoorn-jodellied, dat geleidelijk door steeds meer koeienbellen wordt begeleid. Deze klank is uniek voor de sfeer van de Alpenwereld. Zo vrij als de bel van elke koe klinkt, zo vrij moeten ook de bellen in de compositie worden bespeeld. Bij de 104e maat verandert het motief van de alpenhoorns in een polkalied in 2/4-maat. Ook deze traditionele volksdans verbindt de verschillende regio’s van het Alpenland met elkaar, en in elke streek hebben zich eigen, kleine bijzonderheden ontwikkeld. Een abrupte wissel verrast ons dan bij de 142e maat. Ineens zijn er andere, nieuwe invloeden die inwerken op de traditionele klanken. Alles wordt sneller, krachtiger, onstuimiger. De snelle naslag domineert dit gedeelte. Hier komen de visies tot hun recht: de jonge generatie bezint zich op haar herkomst en zoekt toegang tot tradities – maar dat doet zij wel op haar eigen, moderne en frisse manier. Het is een jonge interpretatie van de tradities, die wordt gekenmerkt door de waardering voor het verleden en de eigen wortels en waarin toch ook een nieuwe inspiratie en openheid voor de toekomst doorklinkt. Hieruit ontstaat een nieuw en uniek soort vaderlandsliefde en traditiegevoel. Muzikaal wordt dat duidelijk bij de 182e maat, waar opnieuw het Alpenmotief van het begin klinkt – nu echter in een gevarieerde vorm die oude en nieuwe klanken met elkaar verbindt. “Klang der Alpen” heeft een stralend einde dat zowel tradities als visies viert.