Ton Verhiel: Fly To The Stars

 102,34

Voeg toe aan wenslijst
Voeg toe aan wenslijst
SKU HAS-TIE440003 Categorieën ,

Beschrijving

Fly To The Stars maakt deel uit van een trilogie, waarin alle astrologische sterrenbeelden uitgebeeld worden in een korte compositie. De vier deeltjes zijn opgedragen aan familieleden en een vriendin, die veel te jong overleden is. Ik heb hun karakters als voorbeeld genomen voor de verklanking van de sterrenbeelden. “Fly To The Stars” is gecomponeerd in opdracht van Kunstfactor (Utrecht) en omvat:
1. Steenbok – Ouverture – de betrouwbare Steenbok;
2. Weegschaal – wals – de twijfelende Weegschaal;
3. Kreeft – liefde – de romantische Kreeft;
4. Ram – Rock – de nooit aflatende Ram.

Om deze compositie te kunnen schrijven ben ik eerst op zoek gegaan naar de karaktereigenschappen van de diverse sterrenbeelden. Daaruit heb ik één kerneigenschap geselecteer. In een tweede stap ben ik gaan kijken naar personen, die binnen een van de sterrenbeelden pasten. Drie vond ik in mijn eigen familie en voor één deel koos ik voor een dierbare kennis, die een aantal jaren geleden veel te jong overleed. In deel 1, de steenbok, heb ik gekozen voor een ietwat Engels aandoend marsthema. Traditioneel in vorm, “betrouwbaar” in opbouw en melodieus in thematiek. Een korte fanfare door het koper vormt de inleiding van dit deel. Het twijfelen van de weegsschaal wordt klank gegeven door de constante wisseling in twee en driekwartsmaat. Heel even lijkt de weegschaal een balans gevonden te hebben (piu mosso), maar niet voor lang. Deel 3 heeft een eenvoudige ABA-vorm. Het romantische karakter van de kreeft is verklankt als een melodieuze pop-ballade, zoals er tegenwoordig heel veel voor blaasorkest geschreven worden. Deel 4 heeft een constante drive, een gelijkblijvend tempo, waardoor het energieke, soms op het drammerige af, karakter van de ram klank krijgt. Dat de ram daarbij af en toe zijn kop stoot is verwerkt in de drumsoli, die in dit deel ingebouwd zijn. Leeraspecten: Voor het orkest kunnen de volgende leeraspecten geformuleerd worden: Totale werk: spelen in een kleine blazersbezetting. Dit verlangt meer beheersing van de partij en vraagt ook om individuele solistische speelcompetenties. Specifiek: Deel 1: het accent ligt op frasering van de melodie, maar ook op het gestalte geven aan de twee hoofdcontrasten in dit deel: lange lijnen versus ritmische, fanfare-achtige passages. Deel 2: “fingerspitzengefühl” ontwikkelen voor subtiele, dun georkestreerde passages en een steeds wisselende instrumentatie. Deel 3: het volgen van een solist, maar ook spanning houden in een langzamer tempo. Het projecteren van lange melodische lijnen in de tijd en daardoor de muziek laten bewegen, ondanks een rustig tempo toch “vooruit gaan”. Deel 4: Ervaren hoe diverse articulatietekens de muziek kunnen beïnvloeden en hoe deze tekens een melodie of een ritmische bouwsteen transparant kunnen laten klinken. Instructie dirigent. Algemeen: Deze compositie is geschreven voor een kleine orkestbezetting. Dat geeft een over-all kamermuziekachtig klankbeeld. Dat klankbeeld bepaalt het karakter van het hele werk. Deel 1: – Inleiding: balans tussen de koperblazers is een aspect van aandacht. probeer de kleine dynamische wisselingen goed uit te werken. Bouw geen vertraging in bij de overgang naar het marsthema – de notenwaarden “vertragen” vanzelf; – Mars: de frasering in de melodie goed bewaken. Het euphonium is een klankverdieping en mag niet overheersen – pas op met vibrato in euphonium en saxen – als er al vibrato gespeeld wordt, dan niet te wijd en te snel. Vanaf maat 44 mag de tegenmelodie als “solopartij” gezien worden. Geen staande solisten, maar wel duidelijk op de voorgrond. In de laatste twee maten het tempo vasthouden. Hooguit een miniem inhouden op de laatste zestiende noot figuur. Deel 2: Hier komt het kamermuziekkarakater wellicht het meest tot uiting. De voorstelling is geen grote kaaswaag, maar eerder een kleine gouden weegschaal met een beeldje van vrouwe Justitia erop. Alleen het piu mosso mag er als “losbandig” moment uitspringen (N.B. de triller in de fluit begint daadwerkelijk pas in maat 97). De triangel heeft in dit deel een “solistische” rol. Gebruik een klein, licht-klinkend instrument en een dunne aanslagstaaf. Deel 3: Let bij meervoudige bezetting van de koperblazers op de balans en laat de solo daadwerkelijk door één altsaxofoon spelen. Maat 156: de piano is belangrijk. De klarinetten zorgen slechts voor een andere kleur van de melodie en niet voor een dynamische versterking. Maat 159: draag zorg voor een goede balans tussen de twee melodielijnen. Geef in maat 179 de solist de vrijheid. Leer het orkest luisteren, zodat de inzet van het akkoord in maat 180 “er in schuift”. Deel 4: Als tempo staat aangegeven kwart = 126. Dat mag ook een tik sneller zijn, maar niet meer dan 138. Het hele deel vertraagt nergens! De articulatietekens zijn van groot belang voor een transparante vertolking. Veel plezier met het instuderen en uitvoeren van dit werk!

Extra informatie

Componist

Uitgever

Moeilijkheidsgraad

Instrument

Soort

Set (Partituur, Losse Partijen)

Uitgevers Nr 1

TIE440003

Uitgevers Nr 2

440003

Bindwijze

Soft-Cover/Paperbound

Tijdsduur

09:06 min

Levertijd

Op bestelling. Levering gewoonlijk binnen 2-3 weken

Voorbeelden

Bekijk hier een notenvoorbeeld in PDF formaat.